Hieronder lees je eerst mijn biografie: de feiten over mijn leven en boeken. Daarna vertel ik zelf hoe ik ben begonnen met schrijven.

Anna Woltz (Londen, 29 december 1981) groeide op in Den Haag. Als vijftienjarige schreef ze een jaar lang columns voor de Volkskrant over haar leven op school. Die stukjes werden gebundeld in Overleven in 4B. In 2002 kwam haar eerste kinderboek uit: Alles kookt over. Woltz studeerde Geschiedenis in Leiden en is nu fulltime schrijfster; ze heeft achtentwintig boeken op haar naam.

Mijn bijzonder rare week met Tess (2013) werd bekroond met een Vlag en Wimpel van de Griffeljury; de bioscoopverfilming (2019) door regisseur Steven Wouterlood oogstte in binnen- en buitenland veel lof én prijzen. Honderd uur nacht (2014) won de Nienke van Hichtum-prijs 2015, Gips (2015) werd bekroond met de Gouden Griffel 2016 en Alaska (2016) en De tunnel (2021) kregen een Zilveren Griffel. In december 2018 was er een serie gebaseerd op Gips op televisie en voor de Kinderboekenweek 2019 schreef Anna het Kinderboekenweekgeschenk Haaientanden.

De boeken van Anna Woltz worden vertaald in 27 talen: Engels, Frans, Duits, Italiaans, Zweeds, Hongaars, Arabisch, Sloveens, Servisch, Albaans, Turks, Lets, Ests, Litouws, Oekraïens, Russisch, Tsjechisch, Slowaaks, Bulgaars, Kroatisch, Pools, Deens, Noors, Japans, Chinees, Koreaans en Taiwanees.

0
Boeken
0
Woorden
0
Jaar
0
Boeken Die Ik Nog Wil Schrijven

Er was eens – maar dan echt

Op 29 december 1981 werd ik geboren in Londen. Toen ik anderhalf was verhuisde ik met mijn ouders naar Den Haag, waar ik opgroeide samen met mijn zusje Sarah en altijd wel minstens één huisdier. In volgorde: Deense Dog Lava, Leonberger Thomas, zilvergrijze poes Asja, konijn Sam (die was van mij; je schreef Sam maar moest Sem zeggen) en hangbuikzwijntje Mads.

Als ik terugdenk aan mijn basisschooltijd zie ik De kinderen van Bolderburen voor me – één van mijn lievelingsboeken van Astrid Lindgren. Gek is dat: we woonden in een grote stad vol auto’s, keken televisie en één keer per jaar mochten we zelfs een Happy Meal van McDonalds. En toch herinner ik me vooral hoe we lange middagen speelden in de tuin, eindeloos knutselden en het hele huis overhoop haalden om een dierenziekenhuis te maken.

De eerste zes jaar van mijn leven verzon ik verhalen: ik was directrice van een dierenschool, uitvinder (hoogtepunt: een zelfgemaakt koffiezetapparaat), kokkin en soms was ik een weeskind dat toevallig een aardige mevrouw in de tuin tegenkwam en vroeg of ze misschien een bedje voor me had (‘ja hoor,’ zei mijn moeder dan, ‘en we hebben ook nog wel wat kleren die jou passen. Weet je wat? Kom gewoon bij ons wonen!’).

De tweede zes jaar van mijn leven lás ik verhalen. Eerst ging dat nog moeizaam, omdat ik net leerde lezen en ik al die eerste leesboekjes zo stom vond. In groep drie ging ik dus in leesstaking: een heel jaar lang weigerde ik om een boek open te doen. De verhaaltjes over kabouter Pim die samen met een mus op de wip ging háálden het niet bij de verhalen die ik zelf verzon. Pas toen ik in de zomervakantie na groep drie De kinderen van Bolderburen in handen kreeg, begon ik te lezen. En ik hield niet meer op.

Op mijn twaalfde kwam ik op het idee om zelf een boek te gaan schrijven. Ik bedacht een verhaal over vijf kinderen die samen een restaurant beginnen en in de zomervakantie schreef ik de allereerste pagina’s. Maar toen werd het herfst en ging ik naar de middelbare school: het Gymnasium Haganum. En toen had ik helemaal geen tijd meer om te schrijven…

In de jaren daarna probeerde ik elke zomer een boek te schrijven. De verhalen die ik verzon werden steeds gekker: ze gingen over hertogen, schietpartijen, boeven en verdronken moeders. Ik had veel fantasie, maar stiekem had ik geen enkel idee hoe mijn hoofdpersonen zich voelden – het lukte dus nooit om al die hertogen met pistolen geloofwaardig te beschrijven.

Toen ik vijftien was, kwam ik eindelijk op het idee om te schrijven over iets waar ik wél alles vanaf wist. Een schooljaar lang stond er elke maandag een stukje in de Volkskrant over mijn leven op school; over verliefdheid, leraren, ouders, spieken en de inhoud van onze broodtrommeltjes. Die columns werden aan het einde van het jaar gebundeld in het boekje Overleven in 4b.

Ik was zeventien toen ik het boek over de kinderen die een restaurant beginnen écht schreef. Dat werd mijn eerste kinderboek: Alles kookt over. Het kwam uit in 2002, toen ik Geschiedenis studeerde in Leiden. Na mijn studie verhuisde ik naar Utrecht, en sindsdien schrijf ik fulltime boeken. Ik zit dus veel achter de computer, maar gelukkig niet altijd; zo’n vijftig dagen per jaar bezoek ik scholen en bibliotheken om kinderen en jongeren te vertellen over het verzinnen van verhalen.

Ik schrijf voor basisscholieren en middelbare scholieren, voor meisjes en jongens, over vroeger en nu en over Nederland en het buitenland. Juist die afwisseling vind ik heerlijk. Alleen voor volwassenen schrijf ik niet. Misschien dat ik dat ooit nog wel ga doen, maar stiekem vind ik kinderen veel leuker dan volwassenen – daarom komt het goed uit dat ik samenwoon met het allerleukste kind ooit: mijn zoontje Benjamin.

1994: Twaalf jaar oud – ik schrijf de eerste zinnen van ‘Alles kookt over’

Hangbuikzwijn Mads

2014: Vlag en Wimpel voor ‘Mijn bijzonder rare week met Tess’

Prijzen

2008 Het geheim van de stoere prinses getipt door de Nederlandse Kinderjury

2010 Red mijn hond! bekroond door de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury

2012 Ik kan nog steeds niet vliegen wint de Thea Beckmanprijs

2014 Vlag en Wimpel voor Mijn bijzonder rare week met Tess

2015 Honderd uur nacht genomineerd voor de Woutertje Pieterse Prijs 2015, de Gouden Lijst en de Prijs van de Jonge Jury 2015

2015 Mijn bijzonder rare week met Tess bekroond door de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury

2015 Honderd uur nacht wint de Nienke van Hichtum-prijs 2015

2016 Honderd uur nacht wint De Kleine Cervantes 2016

2016 Honderd uur nacht bekroond door de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury

2016 Gips bekroond met de Gouden Griffel 2016

2017 Gips oder wie ich an einem einzigen Tag die Welt reparierte (vertaald door Andrea Kluitmann) bekroond met de Katholischer Kinder- und Jugendbuchpreis 2017

2017 Alaska bekroond met een Zilveren Griffel

2017 Gips oder wie ich an einem einzigen Tag die Welt reparierte (vertaald door Andrea Kluitmann) genomineerd voor de Deutscher Jugendliteraturpreis

2018 Alaska bekroond door de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury

2018 Vlag en Wimpel voor Zondag. maandag, sterrendag

2019 Für immer Alaska (vertaald door Andrea Kluitmann) genomineerd voor de Deutscher Jugendliteraturpreis

2021 Haifischzähne (vertaald door Andrea Kluitmann) genomineerd voor de Deutscher Jugendliteraturpreis

2022 De tunnel genomineerd voor de Boon voor kinder- en jeugdliteratuur, de Woutertje Pieterse Prijs en de Prijs van de Jonge Jury

2022 De tunnel bekroond met een Zilveren Griffel

2022 Tess e la settimana più folle della mia vita (vertaald door Anna Patrucco Becchi) bekroond met de Premio di Letteratura per Ragazzi ‘Fondazione Cassa di Risparmio di Cento’ 2022

2023 Alaska (vertaald door Emmanuèle Sandron) bekroond met de Prix Bermond-Boquié

Dit doe ik allemaal